Deniece Wildschut

Speelruimte (deel 4)

‘Kwam?’
‘Ja, hij komt hier niet meer.’
‘Is hij…’
‘Nee,’ zei ik. ‘Hij ging er vandoor, toen ik dertien was, met één of andere vrouw. Ik heb hem nooit meer gezien, maar we hadden toch nooit echt contact met elkaar.’
‘Jij was meer een moederskindje?’ vroeg Gabriëlla op plagende toon.
‘Ja, met mijn moeder had ik een goede band. Ze overleed vier en een halve maand geleden, dat is mede waarom ik er even doorheen zit.’
‘Zacht uitgedrukt waarschijnlijk…’
‘Ja.’ Ik haalde mijn schouders op en hield mijn paraplu stevig vast.
‘Kijk…’ fluisterde Gabriëlla. ‘Daar is het.’
Ze rende voor me uit de heuvel op en bleef daar staan, met haar armen in de lucht en een grote glimlach op haar gezicht. Het regende pijpenstelen, maar dat leek haar niets te doen. Hoofdschuddend liep ik op haar af, met mijn paraplu veilig boven mijn hoofd.
‘Vind je het niet prachtig? Kijk! Dat uitzicht…’
‘Al die bomen, daar in verte.’
‘En de snelweg, daar, helemaal achter.’
‘Ja,’ zei ik.
Een glimlachje verscheen op mijn gezicht. ‘Het is prachtig…’
‘Geef mij die paraplu maar even.’
Ik gaf haar het gespikkelde monster aan, dat mij al vele momenten tegen de regen had beschermd, en ze wierp het zonder blikken of blozen de verte in.
‘Zo, weg ermee.’
‘Pardon?’
‘Dit is nu wat je regen noemt,’ zei ze. ‘De druppels kunnen in grootte verschillen, maar één ding is zeker: je wordt er nat van. Ze zijn vaak ook koud. Ik heb in elk geval nog nooit de eer gehad om warme regen te mogen ervaren.’
‘Ja, nou, heerlijk hoor. Ben je nu blij?’
Ik wreef de nattigheid uit mijn gezicht en keek haar vragend aan.
‘Heel blij!’
En dat was ze. Gabriëlla was bijna nooit uit haar humeur en ik vond dat bewonderenswaardig. Hoe zeer ik mij in eerste instantie ook irriteerde aan haar opgewekte verschijning, ze werd mijn beste vriendin en iemand met wie ik zowel goede als minder goede momenten kon delen. Het is apart dat ik haar op zo’n verschrikkelijk moment in mijn leven tegenkwam, en dit mij eigenlijk precies gaf wat ik heel hard nodig had. Toen mijn moeder overleed, stierf er ook iets in mij. Het kleine deeltje in mij, dat het gevoel had ergens thuis te zijn, ging in rook op. Buiten het feit dat ik veel van mijn moeder hield en haar ontzettend miste, verloor ik het gevoel ergens thuis te horen en het gevoel dat ik in nood ergens op kon terugvallen. Ik voelde me plots compleet verlaten en verschrikkelijk bang, voor alles en iedereen. Toen zij stierf, hield ik op met leven en nam de woede jegens mijn vader toe.
Gabriëlla’s aanwezigheid bracht mij weer in contact met het leven, waarvan ik mij uit wanhoop en verdriet afzonderde. Zij gooide mijn paraplu weg, en daarmee de Silas die ik was geworden: altijd op zoek naar controle. Veiligheid. Zekerheid. Spontaniteit was iets dat ik mij herinnerde uit mijn jonge jaren, maar al spoedig besloot ik dat daar geen ruimte voor was. Ik moest volwassen zijn en ik werd de man in huis, toen mijn vader ervandoor ging en mijn moeder verlamd door verdriet op de bank lag; elke dag opnieuw. Gabriëlla bleek achtentwintig te zijn, een jaar jonger dan ik was. Zij kon echter volwassen zijn, zonder haar speelsheid en plezier te verwaarlozen. Zij werd een voorbeeld voor mij.

Verder Bericht

Vorige Bericht

© 2024 Deniece Wildschut

Thema door Anders Norén