Deniece Wildschut

Enzo

Piazza Navona, daar ontmoette ik ‘m. Hij had een rond brilletje op zijn neus, een baard, een ogenschijnlijk ME-TERS-LANGE sjaal om, een filterloze sigaret in zijn linkerhand en een potlood in zijn rechterhand. Hij zat op een krukje en zette de contouren van een forse dame op papier. De vrouw, bijgestaan door een kleine en opvallend magere man, wierp me een onzeker glimlachje toe. Ik lachte terug en bekeek de schaduwen, die langzaam maar zeker uitgroeiden tot een menselijk gezicht. Fascinerend! Streepjes en schaduwen creëerden een vorm. Een mens! Levensecht, op papier.
Achter mij zette een straatartiest de boel op stelten met grappen, trucs en andere eigenaardigheden. Vanaf de terrassen, stoepranden, de fontein, en het trapje van de barokke Sant’Agnese in Agone, werd het hilarische tafereel bekeken. Toeristen liepen af en aan, dansten, klapten en keken hun ogen uit, terwijl de man die ik spoedig zou leren kennen als Enzo di Giovanni de dame haar portret overhandigde. Ze lachte, zowaar ontspannen, en ging met haar kleine metgezel op in de mensenmassa.
‘Je maakt prachtige dingen,’ zei ik, wijzend op de uitgestalde werken.
Hij maakte een theatrale buiging en grijnsde van oor tot oor. ‘Grazie, signora!’
Een nieuwe sigaret vatte vlam.
‘Sit down, signora. Sit down,’ zei hij terwijl hij vast wat streepjes op papier zette.
Ik zakte neer op het krukje, hoewel ik eigenlijk helemaal niet van plan was mij door een vreemde te laten vastleggen op papier. Hij knikte goedkeurend, doofde zijn sigaret en veegde zijn hand af aan een smerig ogende doek.
‘Enzo. Nice to meet you.
Ik schudde de hand die mij zo vriendelijk werd toegestoken. ‘Jane.’
‘Relax, signora Jane,’ zong hij, in zijn smakelijke Italiaans-Engels. ‘Jij zit en ontspant. Ik teken.’
Hij zweeg even en schudde toen zijn hoofd. ‘Eigenlijk is er alleen schoonheid nodig om een prachtig werk te creëren. Die schoonheid zien en zichtbaar maken…’
Hij knikte goedkeurend. ‘Ik beweeg eigenlijk alleen het potlood, so to speak.’
Ik fronste mijn wenkbrauwen. ‘Je hebt talent, Enzo, dat is overduidelijk. Had je dat niet, dan zou je schoonheid aanschouwen en hiermee niets kunnen. Het zou aanwezig zijn, in essentie, maar nooit tot bloei komen: als een verhaal vertellen zonder woorden, een lied zingen zonder stem… Jij bent deel van het proces, de brug tussen leegte en vorm. Niet?’
‘Hangt ervan af wie je ’t vraagt, signora.’
Hij wierp me een knipoog toe.
‘Alleen talent is niets, signora. Hoe kan het product van talent prachtig zijn als de schoonheid niet wordt gezien? Wat teken je dan? Wellicht is het technisch, dat kan zijn. Misschien is het zeer knap, maar beeldschoon is het niet. Dat is onmogelijk.’
Dat laatste woord leek hij met deskundige precisie te rekken, waardoor het binnendrong en als een echo door mij heen ging. Onmogelijk. On…mogelijk. On…mo…ge…lijk.
Hij trok het papier voorzichtig los, hield het voor mijn neus en graaide een sigaret uit zijn borstzakje. ‘Snel klaar? Sì. Vol imperfecties? Naturalmente! Maar het leeft, signora. Het leeft!’
Hij drukte het papier tegen zich aan en draaide een rondje, alsof hij danste. ‘Schoonheid, zie je? Los van vorm, los van wat er is afgebeeld. Iets wat binnenin was, onzichtbaar, is nu zichtbaar. Magie!’ zei hij en hij wees op het papier. ‘È perfetto!
Ik lachte, om het vuur waarmee hij sprak en bewoog. Zijn armen zwaaiden rond, zetten zijn woorden extra kracht bij. Alsof dat nodig was.
È perfetto,’ zei ik, nog steeds lachend, terwijl ik de tekening aannam. ‘Grazie mille, Enzo.’
Hij schudde mijn hand, plantte er een joviale kus op, en zwaaide  tot ik in de menigte verdween. Ja, het was een mooie dag.

 

Perfetto!

Verder Bericht

Vorige Bericht

© 2024 Deniece Wildschut

Thema door Anders Norén